2022-05-18
Wanneer Bemonstering van een nasofaryngeaal uitstrijkje wordt gebruikt voor het verzamelen, moet de proefpersoon zijn hoofd naar achteren kantelen. Bemonstering van de nasofarynxZwabberbevindt zich niet in de richting van de neusgaten, maar loodrecht op het gezicht en komt binnen via de gemeenschappelijke neusopening. Bemonstering nasofaryngeaalZwabbermoet zo ver mogelijk naar beneden worden gedrukt, dicht bij de onderwand van de neusholte. Nadat u de nasopharynx bent binnengegaan en er een duidelijk "muurgevoel" optreedt, moet u deze voorzichtig ronddraaien en verticaal verwijderen.
Als er tijdens de afname weerstand is of als de geteste persoon duidelijke pijn voelt, ga dan niet met geweld naar binnen. Bemonstering van een nasofaryngeaal uitstrijkje iets naar achteren. Pas ondertussen de hoek enigszins aan in het sagittale vlak voordat u probeert binnen te komen.
Wanneer Bemonstering van een nasofaryngeaal uitstrijkje Er wordt gebruik gemaakt van opvang, de operator kan naast en achter de geteste persoon staan zonder rechtstreeks in de mond te kijken, en er is in principe geen farynxreflex, de tolerantie is goed en het blootstellingsrisico is relatief laag. Na de monstername kan bij individuele proefpersonen een niesreflex optreden en deze moet onmiddellijk worden bedekt met een elleboog of een zakdoek. Bij een klein aantal proefpersonen kan na de monstername een kleine bloedneus optreden, die doorgaans vanzelf kan worden gestopt. Indien nodig kan een wattenstaafje met epinefrine worden gebruikt om de bloedingsplaats iets te verkleinen. Wanneer Bemonstering van een nasofaryngeaal uitstrijkje wordt gebruikt voor verzameling, kan het langere tijd in de nasopharynx blijven om voldoende monsters te verkrijgen.
Studies hebben aangetoond dat het positieve percentage vanneusuitstrijkjesis hoger dan die van de keelholtewattenstaafjesDat wil zeggen dat de bemonsteringsefficiëntie van neusuitstrijkjes die gevoelig zijn voor detectie van virale nucleïnezuren hoger is dan die van keeluitstrijkjes.Neusuitstrijkjesvoor het testen van virale nucleïnezuren moet in de klinische praktijk voorrang krijgen. Dit vermindert het aantal gemiste diagnoses en vermindert de potentiële blootstelling van gezondheidswerkers aan het virus.